Kernwaarden
Op basis van de Bijbel, het onfeilbare Woord van God, en de drie belijdenisgeschriften (de Heidelbergse Catechismus, de Nederlandse Geloofsbelijdenis en de Dordtse Leerregels) hebben wij een aantal kernwaarden opgesteld. De onderstaande kernwaarden zijn het uitgangspunt in ons spreken en handelen.
A. De mens is geschapen naar Gods beeld en gelijkenis; ieder schepsel is uniek.
B. Door de zondeval is de schepping verwoestend aangetast.
C. Dankzij Gods (algemene) genade wordt de doorwerking van de zonde getemperd.
D. Dankzij Gods (bijzondere) genade kan de verhouding met God worden hersteld.
E. Pedagogisch-didactisch geven we opvoeding en onderwijs vorm volgens de waarden en normen van de Tien Geboden.
Dat brengt ons tot de volgende kernwaarden in relatie tot:
I. de schepping: rentmeesterschap
II. de medemens: dienstbaarheid
III. de maatschappij: gerechtigheid
F. Het pedagogisch klimaat en het didactisch handelen kenmerken zich door de drie basisvoorwaarden, die gelden voor elke medewerker en leerling:
I. competentie
II. relatie
III. autonomie (in de zin van zelfstandigheid, verantwoordelijkheid en dienstbaarheid)
G. Met betrekking tot leidinggeven geldt dat de schoolleiding bevoegd is te handelen op grond van redelijke interpretatie. Eventueel laat de directie zich hierin adviseren. Dit alles doen wij ten behoeve van het realiseren van de omschreven resultaatverwachtingen.
Dit mag echter niet betekenen dat:
I. daarmee de grenzen van wat in het maatschappelijk verkeer in het algemeen als betamelijk wordt gezien worden overschreden;
II. er bepalingen of aanwijzingen van het bestuur worden overtreden;
III. er wordt gehandeld in strijd met redelijke interpretatie van vastgelegd bestuursbeleid;
IV. er voordeel wordt gehaald uit wetsovertreding van derden en
V. er kennelijk wordt berust in onaanvaardbaarheden.
H. De schoolleiding kenmerkt zich door de volgende ‘voorbeeldige’ gedragingen (identificatie):
I. integer leiderschap
II. hartelijke uitstraling en gerechtigheid
III. erkende ongelijkheid
IV. dienstbaarheid
V. het benutten van een ‘tegenover’ (bestuur, ouders, inspectie)